Vergunningverlening: wat kan nog wel?
Voor nieuwe projectaanvragen heeft Bouwend Nederland in kaart gebracht welke relevante uitspraken de Raad van State de afgelopen jaren heeft gedaan en welke mogelijkheden die bieden voor de vergunningverlening (ook zonder de bouwvrijstelling).
- Vergunnen bij stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr kan, maar onder voorwaarden
- Ruime(re) inschatting inzet bouwmaterieel in onderzoek opnemen
- Legale planologische situatie is leidend, niet de feitelijke situatie nu
- Intern salderen is (onder voorwaarden) niet vergunningplichtig
- Uitvoering stikstofbeperkende maatregelen moet zijn geborgd
Vergunnen bij stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr kan, maar onder voorwaarden
Na de uitspraak van de Raad van State over de PAS leken veel overheden ervanuit te gaan dat iedere nieuwe activiteit met een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/ja niet vergund kon worden, omdat iedere toename van stikstofdepositie op een gebied waar de KDW al overschreden is significant zou zijn. Inmiddels blijkt uit een aantal uitspraken van de Raad van State dat dit een onjuiste rechtsopvatting is.
Onder voorwaarden kan wel degelijk vergund worden bij enige stikstofdepositie. De Raad van State heeft met uitspraken (uitspraak 1 en uitspraak 2) bevestigd dat een goede ecologische onderbouwing wel degelijk ruimte kan bieden om projecten met enige stikstofdepositie op een N2000 gebied te vergunnen. In een recente zaak (september 2022) bevestigt de Raad van State nogmaals dat het feit dat een toename van depositie niet leidend is, maar wel of dit significante effecten kan hebben op gebieden waar de KDW al overschreden wordt en of de instandhoudingsdoelen in gevaar komen door de voorgenomen activiteit.
Ruime(re) inschatting inzet bouwmaterieel in onderzoek opnemen
Interessant in een recente zaak is dat de bezwaarmakers de inzet van bouwmaterieel in de bouwfase aanvochten, zoals het aantal draaiuren. De Raad van State constateert dat er met 16 werkuren van het materieel per dag en met een ruimer aantal werkbare dagen per jaar ruim gerekend is.
Daarom concludeert de RvS: ‘Toch is voor de bouwfase gerekend alsof alle werkzaamheden binnen één jaar worden uitgevoerd en is met 10% onvoorziene emissies gemodelleerd. Dit betekent dat voor de bouwfase een realistische inschatting is gemaakt, waarbij waar mogelijk worst case uitgangspunten zijn gehanteerd (Stage-klassen, één uitvoeringsjaar, 10% onvoorzien).’ Kortom: uitgaan van een ‘worst-case’ scenario in stikstofberekeningen kan een positieve beoordeling ondersteunen.
Legale planologische situatie is leidend, niet de feitelijke situatie nu
De Raad van State gaat uit van de feitelijk bestaande legale planologische situatie ten tijde van het opstellen van een passende beoordeling / intern salderen en niet van de feitelijke situatie in het projectgebied. Wij komen casussen tegen waarbij bevoegd gezag stelt dat niet intern gesaldeerd kan worden, omdat de saldogevende activiteit reeds beëindigd is.
De uitspraak van de Raad van State biedt echter ruimte: voor zover deze beëindiging niet is verwerkt in de legale planologische situatie, kan de saldogevende activiteit wel degelijk nog steeds benut worden voor intern salderen.
Intern salderen is (onder voorwaarden) niet vergunningplichtig
Door de Spoedwet aanpak stikstof bestaat er alleen nog een natuurvergunningplicht voor projecten met mogelijk significante gevolgen. Als significant negatieve effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten is een natuurvergunning niet nodig, omdat de stikstofdepositie door het salderen per saldo gelijk blijft of afneemt. Een eenvoudige voortoets waarin wordt geconstateerd dat inderdaad correct wordt gesaldeerd is dan voldoende (zie deze uitspraak).
Wel heeft de Raad van State bepaald dat er om intern te mogen salderen ‘zodanige ruimtelijke samenhang’ moet zijn tussen de nieuwe activiteit en de activiteit die wordt gestaakt, dat deze beschouwd kunnen worden als ‘één ruimtelijke ontwikkeling.’ De RvS geeft geen criteria wanneer dit het geval kan zijn. In een zaak ging het om het intern salderen tussen het verwijderen van een gasgestookte ketel waardoor een laad- en loswal mogelijk werd gemaakt. Er bestond volgens de RvS onvoldoende samenhang tussen beide activiteiten. Wel gaf de RvS aan dat het verwijderen van de ketel als mitigerende maatregel kan worden gezien. Dat betekent dat een activiteit waarvoor een andere activiteit wordt gestaakt, maar er onvoldoende samenhang tussen beide bestaat, mogelijk wel vergund kan worden, maar er moet wel een Wnb-vergunning aangevraagd worden. De voortoets biedt hier dus geen soelaas, maar succesvolle vergunningverlening is niet onmogelijk door middel van een passende beoordeling en externe saldering.
Uitvoering stikstofbeperkende maatregelen moet zijn geborgd
Een recreatiepark wilde tachtig vakantiewoningen bijbouwen. Om uit te komen op een toename van 0,00 stikstofdepositie, werd uitgegaan van zeventig woningen zonder gasaansluitingen en tien met gasaansluitingen. Dit bleek uit een bijlage bij de plantoelichting en op basis van deze gegevens was de Aerius-berekening uitgevoerd.
De Raad van State constateert dat uit de Aerius-berekening inderdaad blijkt dat een toename van stikstofdepositie is uitgesloten. Maar omdat niet in het plan zelf – of op een andere juridisch bindende wijze – is vastgelegd dat slechts tien vakantiewoningen met een cv ketel worden uitgerust, kon dit uitgangspunt niet als basis voor de stikstofberekening en vergunningverlening dienen .
Kortom, een solide en afdwingbare juridische borging van stikstofbeperkende maatregelen die worden ingezet is noodzakelijk.